h

Bureau Jeugdzorg en Bureau Pleegzorg koude instellingen

12 september 2011

Bureau Jeugdzorg en Bureau Pleegzorg koude instellingen

Hoe het een pleegoudergezin in Zutphen verging

Er is een dringend tekort aan pleeggezinnen. Het betreft meestal langdurige opvang in een pleeggezin van kinderen in de leeftijd tot 18 jaar. Daarom had een echtpaar met een zoontje van 5 jaar zich opgegeven om een veilige haven te bieden aan kinderen die zorg behoeven.

Na een lang traject werd dit echtpaar een baby van 7,5 maanden oud toegewezen. Het kindje werd de eerste 5 maanden van zijn leven mishandeld en vermoedelijk seksueel misbruikt. De baby werd opgenomen bij een crisisopvangadres en verbleef daar 2,5 maand; daarna werd het kind in het pleeggezin geplaatst. Tijdens het verblijf bij dit echtpaar bloeide de baby op en maakte een ontwikkelingssprong.

Anders ging het bij de wekelijkse ontmoetingen van 1 uur met de biologische moeder. De baby kwam vaak geheel overstuur weer bij het pleeggezin terug. Vragen van de pleegouders aan een medewerkster hoe dit nu verder moest - dat het kind rust nodig heeft en dat na een bezoek er steeds een terugval was - daar ging de medewerkster niet op in. Sterker nog, deze vragen - toch in het belang van het kind gesteld - werden als zeer lastig ervaren; de pleegouders werden weggezet als “te zeer emotioneel betrokken”. Verder luidde het commentaar dat de bevindingen van de pleegmoeder niet wetenschappelijk aantoonbaar waren. Misschien miste het kindje zijn moeder wel…

Bij de ontmoetingen van de baby met de moeder, was het van belang dat de pleegmoeder en de biologische moeder elkaar niet zouden ontmoeten. Er was namelijk sprake van een geheime plaatsing. Door een lakse houding van de medewerksters van de jeugdzorg, kwamen pleegmoeder en biologische moeder elkaar toch herhaaldelijk tegen.

Overleg, begeleiding of ondersteuning was er niet. Integendeel: op vragen van de pleegmoeder werd door de medewerkster kort en geïrriteerd geantwoord dat zij ook niet wist hoe het verder moest, waarna de hoorn op de haak werd gelegd.

Het pleeggezin had te maken met twee instanties: Bureau Jeugdzorg en Bureau Pleegzorg. De taken en verantwoordelijkheden van deze bureaus waren niet duidelijk. Dat betekende dat de pleegouders met hun vragen van het kastje naar de muur werden gestuurd. Nergens konden zij terecht en vooral de houding van de medewerkers blonk uit door onverschilligheid: geen luisterend oor, geen invoelend vermogen, totaal gevangen in hun eigen onvermogen.

Problemen werden af- en doorgeschoven. Het belang van de baby werd uit het oog verloren. Toen zonder overleg met de pleegouders werd besloten om de baby met de moeder drie dagen per week van 9.30 tot 16.30 in therapie te laten gaan, had de pleegmoeder daar grote bedenkingen bij, gezien de reactie van het kind na 1 uur contact met de biologische moeder. Meedenken, meevoelen, de pleegouders actief in het pleegplan betrekken, allemaal mogelijkheden om voor de baby het juiste pad te kiezen: het behoorde niet tot de mogelijkheden. Omdat het pleeggezin in het belang van het pleegkind handelde en niet overtuigd was in deze nieuwe situatie die zorg te kunnen bieden die voor het kind essentieel is, besloot Bureau Pleegzorg dat de baby weer naar een crisisopvang terugmoest - een besluit overigens waar Bureau Jeugdzorg niet van op de hoogte was.

Als klap op de vuurpijl werd in een laatste gesprek tussen pleegzorg en de -ouders, voordat de baby werd opgehaald, duidelijk, dat de rechter had beslist dat de baby zo spoedig mogelijk terug moest naar de moeder. Het pleeggezin was hierover niet geïnformeerd. Bij een uithuisplaatsing is er altijd een vonnis nodig. De uitspraak van de rechter was al bekend bij pleegzorg, voordat het kindje bij de pleegouders geplaatst werd.

Jeugdzorg gaf uiteindelijk toe dat deze baby nooit bij dit pleeggezin geplaatst had mogen worden, gezien de wensen die het pleeggezin kenbaar had gemaakt bij Bureau Pleegzorg.

Het zal duidelijk zijn dat deze ervaring een grote impact heeft op de pleegouders. Ook het 5-jarige kind van het echtpaar had duidelijk te lijden.

De pleegouders hebben contact opgenomen met de SP met één doel voor ogen: het voorkomen dat er in de toekomst dergelijke fouten worden gemaakt, waar voornamelijk toch het kind de dupe van is.

Dit gezin staat niet alleen met deze klachten: de internet-fora staan er vol mee. Maar de werkwijze van de instellingen verandert niet. Het wordt tijd om deze eens op de schop te nemen. Bureau Jeugdzorg zei nog: “we maken fouten”, maar zouden ze weten dat er van fouten geleerd kan worden?

Om het geschetste beeld rond te krijgen heeft ondergetekende contact opgenomen met Bureau Jeugdzorg voor commentaar en/of opmerkingen. Het antwoord was dat betrokkenen een klacht konden indienen, zodat dat de meegemaakte misstanden konden worden getoetst. De SP zal ondersteuning bieden in het proces om een officiële klacht in te dienen. Voor betrokkenen werkt dit bevrijdend: ze staan er niet helemaal alleen voor.

Lilian Steenvoort
Fractievoorzitter SP Zutphen

U bent hier