h

De sociale geschiedenis van Zutphen: Angst om Socialisme te kweken

2 februari 2021

De sociale geschiedenis van Zutphen: Angst om Socialisme te kweken

Foto: europeana.eu

Eind 19de eeuw komt dan toch de industrialisatie van Zutphen op gang. In 1895 koopt Albers Zeepfabriek een stuk grond aan. Reesink & Co koopt in 1897 gronden aan in de Havenstraat. In 1903 opent een nieuwe gasfabriek haar deuren op de Mars. In 1918 kocht het bedrijf Ubbens en Volkersz een stuk grond aan de Pollaan (het latere BührmannUbbens).

 Zo kwam eind 19de eeuw, begin 20ste eeuw, ook in Zutphen de industrialisatie op gang. In 1884 bouwt de Zutphense Broodfabriek een bakkerij aan de Noorderhaven. De arbeiders die hier moesten werken werden zo uitgebuit, dat men ook wel spreekt van de ‘Bakkerij-slaven’. Een onderzoekscommissie schrijft: ‘Zulke toestanden schreien ten hemel en zijn met een “menschwaardig bestaan” geheel in strijd. Zij vermeerderen niet weinig de ontevredenheid en kweeken daardoor onwillekeurig het socialisme.

Wie het socialisme bestrijden wil moet krachtig medewerken om aan zulke toestanden een einde te maken.” De verdienste van het socialisme in Zutphen is voornamelijk dat angst voor het rode gevaar leidde tot particuliere sociale voorzieningen en de bestrijding van misstanden. De angst ‘het socialisme te kweken ’was de belangrijkste drijfveer om aan mensonwaardige toestanden een einde te maken. Er waren min of meer religieuze liefdadigheidsinstellingen, zoals de kerken, diverse broederschappen en verenigingen, het Gebroeders Bakker’s Weeshuis, het Burgerweeshuis, het Bornhof, en er waren liberale ‘opvoedkundige’ organisaties, zoals de Spaarkas (later David Evekink Stichting), de Spaarbank, de Naai-en Breischool voor Behoeftige Kinderen en nog veel meer particuliere liefdadigheidsinstellingen.

Ook het omvangrijke Zutphense stelsel van particuliere armenzorg zal er aan bijgedragen hebben dat het socialisme in Zutphen maar moeilijk van de grond kwam. Door dat omvangrijke stelsel van liefdadigheidsvoorzieningen konden de liberalen in Zutphen hun laissez-faire politiek zonder weerstand en revolte in praktijk brengen: de overheid diende zich niet te bemoeien met armenzorg. Dat moest vooral aan particulieren overgelaten worden. Al deze particuliere liefdadigheid maakte het mogelijk dat Zutphen tot het jaar 1919 één van de weinige gemeenten in Nederland was die geen cent uitgaf aan armenzorg.

Volgende maand, in deel 7: Henri van den Bergh van Eijsinga –Zutphens’ rode dominee

U bent hier